Van Compenseren naar Investeren

Een verkenning van generatiearmoede in Den Haag

Eindverslag van Society Impact in opdracht van Schuldenlab070

November 2021

Van compenseren naar investeren

 

1. Inleiding

Je moet ongelijk investeren, om gelijkheid te creëren

Marjolein Moorman, Wethouder Onderwijs, Armoede en Inburgering gemeente Amsterdam

 

Volgens het SCP groeien zo’n 270.000 kinderen en jongeren tot 18 jaar in Nederland in armoede op. In de gemeente Den Haag zijn dat er zo’n 20.000. Het doorbreken van armoede vraagt om een integrale aanpak, waarin niet alleen de nadruk ligt op de ouders, maar ook (en vooral) op het kind. Armoede bij kinderen hoeft niet altijd tot problemen op de lange termijn te zorgen. Wél lopen kinderen uit arme gezinnen meer risico op problemen in hun ontwikkeling. Hoe kan het eigenlijk dat armoede van generatie op generatie wordt doorgegeven? Waarom kunnen sommige kinderen wél klimmen op de sociale ladder en anderen niet, en wat zegt dit eigenlijk over kansengelijkheid? Hoe zorgen we ervoor dat financiële achterstand van ouders niet langer de kansengelijkheid van henzelf en hun kinderen in de weg zit?

Het Ministerie van SZW gaf in de Kamerbrief Ambities Kinderarmoede in 2019 al aan dat de inzet van het Rijk en gemeenten vooral moet liggen op het doorbreken van de oorzaken en gevolgen van armoede. Om dat te bereiken is een brede blik op armoede nodig, waarbij de relatie tot andere beleidsterreinen (zoals wonen, zorg en onderwijs) en de aanpak van structurele oorzaken van armoede moet worden mee- genomen [zie Kamerbrief - Ambities Kinderarmoede, Ministerie van SZW (april, 2019)]. Recent onderzoek naar kinderarmoede van De Beleidsonderzoekers wijst uit dat er maatregelen nodig zijn om armoederisico’s te beperken die de nadruk leggen op het versterken van bestaanszekerheid, de vereenvoudiging van voorzieningen en het verminderen van onderwijsachterstand [zie Kansrijk armoedebeleid voor kinderen, De Beleidsonderzoekers (april, 2021)]. De uitdagingen om meer kinderen te bereiken, te ondersteunen en te behouden voor het opgroeien in armoede [zie Kamerbrief - Eerste rapportage Ambities Kinderarmoede, Ministerie van SZW (juli, 2021)], blijven vooralsnog bestaan. Op dit moment zijn gemeenten verantwoordelijk voor het decentrale kinderarmoede- beleid. Sinds 2017 ontvangen zij structureel €85 miljoen extra per jaar om kinderen die opgroeien in armoede te ondersteunen met voorzieningen in natura en voor het bewerkstelligen van een integrale aanpak van kinderarmoede binnen gemeenten [zie Kamerbrief - Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting, Ministerie van SZW (juli, 2021)].

Zo ook bij de gemeente Den Haag, die de opdracht aan Schuldenlab070 gaf om het thema kinderarmoede, en in het bijzonder generatiearmoede, te agenderen om zo door middel van publiek-private samenwerking tot innovatieve oplossingen te komen. Samen met de Alliantie Kinderarmoede en de beleidsafdeling Armoede en Schulden werd tijdens de Denktank van Schuldenlab070 in maart 2021 een doorvertaling gemaakt naar de Haagse situatie. Vanwege de complexiteit van het thema en de wens om een integrale aanpak, besloot Schuldenlab070 om samen met Society Impact een nieuw innovatiespoor uit te lopen op generatiearmoede. In september 2021 heeft Society Impact daarom drie digitale kennissessies georganiseerd om een antwoord te formuleren op de vraag hoe we een mogelijke systeemdoorbraak kunnen ontwikkelen op het gebied van generatiearmoede in Den Haag.  Dit document vormt het naslagwerk van deze verkenning, waarin het plan van aanpak, de vergaarde inzichten en een aantal zoekrichtingen rondom de aanpak van generatiearmoede uiteen zijn gezet. De opbrengsten van deze verkenning kunnen als hulpmiddel worden gebruikt bij een mogelijk vervolgtraject van Schuldenlab070.

2. Plan van aanpak

Society Impact heeft in opdracht van Schuldenlab070 in september 2021 een verkenning naar generatiearmoede gedaan door middel van drie digitale kennissessies. Met het kernteam van Schuldenlab070 en een aantal professionals uit het veld, is geprobeerd om op drie niveaus (1. definitiebepaling; 2. contextbepaling; 3. probleembepaling) het thema aan te vliegen om zo beter inzicht te krijgen in het speelveld van generatiearmoede. Per sessie hebben een aantal wetenschappers, data-analisten en professionals met best practices het podium gekregen (hieronder verder uiteengezet). In deze reeks zijn de eerste contouren geschetst rondom innovatieve oplossingen van generatiearmoede.

 

2.1 Tijdspad

Tijdspad

 

2.2. Overzicht (aanwezige) deelnemers

deelnemers I

deelnemers II

deelnemers III

 

 

2.3 Opzet kennissessies

Sessie 1: Wat is generatiearmoede?

In deze sessie is gekozen om vanuit wetenschappelijk oogpunt het thema generatiearmoede aan te vliegen. De keuze voor de wetenschap is tweeledig: allereerst om generatiearmoede vanuit verschillende perspectieven te belichten en ten tweede om het kennisniveau van de deelnemers naar hetzelfde niveau te tillen. Presentaties werden verzorgd door dhr. prof.dr. Paul de Beer, bijzonder hoogleraar op de Henri Polak stoel, dr. Sanne Visser van de Rijksuniversiteit Groningen, postdoc Intergenerationele Armoede
in de Veenkoloniën en prof.dr. Hans van Kippersluis, hoogleraar Toegepaste Economie aan de Erasmus Universiteit. Zij namen ons mee in hun eigen onderzoek rondom meritocratie (Paul de Beer), het verschil tussen absolute en relatieve inkomensongelijkheid (Hans van Kippersluis) en recente bevindingen
en aanbevelingen over de aanpak van generatiearmoede (Sanne Visser). Samen met de deelnemers werd het gesprek aangegaan om een helder beeld te krijgen bij de verschillende perspectieven van generatiearmoede. De volgende vragen kwamen hierin aan bod:

  1. Over welke groep hebben we het eigenlijk wanneer er sprake is van generatiearmoede (denk aan het kind/ouders/de omgeving/het hele systeem)? Geef een zo specifiek mogelijke omschrijving.

  2. Welke factoren zijn doorslaggevend als we het hebben over generatiearmoede en waarom?

  3. Wanneer is generatiearmoede eigenlijk een probleem? En waarom?

  4. Welke kansen liggen er om generatiearmoede te doorbreken?

 

Sessie 2: Hoe ziet generatiearmoede eruit in Den Haag?

In de tweede sessie is aan de hand van concrete cijfers en indicatoren een algemeen beeld geschetst van de Haagse situatie van generatiearmoede. Hendrik-Jan Graber (Algemeen directeur, Datafuture) heeft aan de hand van data-onderzoek (risico-analyse op postcode 6 digits) de Haagse wijken in kaart gebracht die in aanmerking komen voor de implementatie van de toekomstige pilot. Astrid Boeijen, CEO van Brightlands, kreeg vervolgens het podium als best practice, om inzage te geven in de proactieve aanpak van het ELSA LAB Armoede en Schulden. Het ELSA Lab heeft als doel om data science en AI in te zetten voor het terugdringen en voorkomen van problematische schulden in Nederland. In het tweede gedeelte van de sessie hebben de deelnemers in de gezamenlijke dialoog aanknopingspunten geformuleerd die bijdragen aan het vormgeven van de pilot.
Menno ter Wal (senior manager, Deloitte) nam hierin het voortouw om eerste inzichten te delen, aan de hand van de volgende vragen:

  1. Wat zijn factoren waar we invloed op hebben?
  2. Wat is de kern van onze inzichten?
  3. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat (geen enkel kind in Den Haag in armoede opgroeit)?

 

Sessie 3: Hoe zorgen we voor een systeemdoorbraak (pilot) van generatiearmoede in Den Haag?

De opzet van sessie 3 was om toe te werken naar een aanpak die kan zorgen voor een systeemdoor- braak van generatiearmoede. De praktijk wees uit dat de opbrengsten van de voorgaande sessies nog niet genoeg concrete handvatten gaven om een dergelijke aanpak te formuleren. Daarom is gekozen om ook in sessie 3 een best practice het podium te gunnen, begeleid door dhr. Bowen Paulle, directeur van Stichting The Bridge Learning Interventions en onderwijssocioloog van de Universiteit van Amsterdam. De methode van The Bridge is gestoeld op het reduceren van kansenongelijkheid in het onderwijs, door de meest maatschappelijk kwetsbare leerlingen te ondersteunen met de inzet van de zogenaamde Bridge High Dose Tutoring: een evidence-based onderwijsinterventie waarin intensieve persoonlijke aandacht wordt gegeven, maatwerk wordt geleverd en de nadruk ligt op persoonlijke relaties. Na dit praktijkvoorbeeld, gaf ervaringsdeskundige Martin Pragt inzage in zijn persoonlijke verhaal over hoe hij destijds armoede heeft beleefd en welke factoren doorslaggevend zijn in de weg naar herstel. De sessie werd afgesloten met een gezamenlijke dialoog waarin werd gezocht naar een concrete zoekrichting voor het vormgeven van een mogelijke pilot. Vragen die in de dialoog aan bod kwamen:

 

  1. Welke inzichten van vandaag dragen bij aan het doorbreken van generatiearmoede?
  2. Wethouder Marjolein Moorman stelt dat je gelijkheid kan bevorderen door ongelijk te investeren.
    Wat hebben we nodig om deze investeringen vorm te geven?
  3. Welke partijen zijn noodzakelijk om deze investeringen te bereiken?

 

3. Inzichten

De eerste stap om armoede te doorbreken, is het wegnemen van de constante stress van zowel de ouders als de kinderen

Martin Pragt, ervaringsdeskundige Expertisecentrum Sterk Uit Armoede & deelnemer kennissessies

Sessie 1

Inzicht 1: Meritocratie als bron én oplossing van generatiearmoede

Generatiearmoede gaat over armoede binnen twee generaties in een huishouden, oftewel: armoede wordt overgedragen van ouder op kind. Als de lagere sociaal-economische status van een ouder zorgt voor een minder kansrijke start van het kind, spreken we van generatiearmoede. Als we het gedachtegoed van meritocratie als startpunt nemen om generatiearmoede te duiden, dan leert het ons dat we moeten streven naar een gelijkwaardige samenleving waarin de sociaal-economische positie van iemand wordt bepaald door eigen verdiensten (in plaats van afkomst, klasse, sekse etc.). Maar omdat deze positie in onze huidige samenleving sterk bepaald wordt door sociale herkomst, bevinden we ons in een klassenmaatschappij waar nog veel kansenongelijkheid is. Meritocratie vormt hierin dus de oorzaak, maar ook de oplossing om kansenongelijkheid tegen te gaan.

Inzicht 2: Inzet op interventies die kansenongelijkheid door daling absolute inkomens- mobiliteit tegengaan

Op dit moment is er een trend in Nederland zichtbaar die laat zien dat de absolute inkomensmobiliteit in de onze samenleving daalt, waardoor economische groei maatschappij breed gezien minder mogelijk is. In het kort houdt dit in dat de jongere generatie van nu ten opzichte van hun ouders minder mogelijkheden hebben om op de sociaal-economische ladder te stijgen. Daarbij komt dat de achtergrond van ouders een prominente rol blijft spelen op verschillende maatschappelijke lagen: zoals onderwijs, inkomen en vermogen van hun kinderen. De daling van absolute inkomensmobiliteit is een voedingsbodem voor sociale onrust. Een interventie die verschillen in uitkomsten tussen kinderen uit rijke en arme gezinnen potentieel verkleint is bijvoorbeeld de zgn. ‘pre-school’ .

Inzicht 3: Inspelen op behoeftes van de doelgroep zelf

Recent onderzoek naar intergenerationele armoede bij families in de Veenkoloniën toont aan dat er verschillende mechanismen zijn die ervoor zorgen dat mensen in armoede raken en mechanismen die mensen in armoede houden. Deze laatste betreft mechanismen (zoals weinig gedeelde liefde en communicatie en weinig kennis over financiële vaardigheden) die zich binnen een familie of gezin afspelen. Het inspelen op deze mechanismen door middel van een integrale aanpak kan bijdragen aan het doorbreken van generatiearmoede. Behoeftes van families die kampen met generatiearmoede zijn onder meer: 1) het vergroten van de mogelijkheden tot werk en het opbouwen van een netwerk; 2) het verminderen van sancties van een (overheids)instantie door meer uit te gaan van vertrouwen bij de doelgroep; 3) het vergroten van kansen door bijv. scholing; 4) het faciliteren van stabiliteit (door inzet op communicatie) binnen het gezin.

 

Sessie 2

Inzicht 4: Probleemstelling afbakenen om wijkgerichte aanpak te formuleren

Met behulp van dataonderzoek (risico-analyse op postcode met 6 digits) zijn verschillende wijken in Den Haag in kaart gebracht waar sprake is van, of hogere kans is op generatiearmoede. Wijken die hierbij
naar voren kwamen zijn onder meer de Schildersbuurt, Laakkwartier en Bouwlust. Het overzicht van dit dataonderzoek leert dat voorafgaand aan de vormgeving van een toekomstige pilot de probleemstelling (en daarmee de concrete input voor het data-onderzoek) helder moet zijn afgebakend, omdat er verschillende scenario’s in de regio Den Haag mogelijk zijn die andere resultaten kunnen opleveren.

Inzicht 5: Investeren in toekomstperspectief van de doelgroep

De kansen om generatiearmoede te doorbreken liggen vooral in investeringen in de ouders en kinderen zelf. Een gezinsgerichte aanpak (zoals de methode van Mobility Mentoring) kan dit faciliteren. Naast het meer toegankelijk maken van bestaande hulpvoorzieningen bij de gemeente en in het onderwijs (waarin gelijkwaardig contact tussen de instantie en de doelgroep als belangrijk wordt ervaren) zijn er verschillende investeringen van belang om de doelgroep weer perspectief op de toekomst te geven. Dit kan mede mogelijk worden gemaakt door aan de voorkant te investeren in 1) het begeleiden naar werk of opleiding; 2) in te zetten op financiële, sociale en digitale vaardigheden; 3) door in te spelen op het welzijn en de eigenwaarde van de doelgroep. Het is een belangrijke voorwaarde dat zowel ouders als kinderen zichzelf gezien en gehoord voelen.

Sessie 3

Inzicht 6: Doorbreken van generatiearmoede met behulp van onderwijs(voorbeelden)

Door de effecten van de coronacrisis en nieuwe wetgeving over de vrijwillige ouderbijdrage zijn scholen momenteel zoekende in de aanpak van kansenongelijkheid van kinderen. Onderwijsinstellingen zouden een belangrijke bijdrage kunnen leveren in de aanpak van generatiearmoede door samen met hen na te denken over hoe eigenwaarde van kinderen gestimuleerd kan worden. Naast de cognitieve functie van het onderwijs, zijn ook persoonsvorming en het leren samenleven belangrijke functies. De tutoringsmethode van The Bridge Learning Interventions laat zien dat persoonlijke aandacht doorslaggevend werkt op het leervermogen en de individuele groei van het kind.

4. Kansrijke zoekrichtingen

Welke kansen liggen er om tot een systeemdoorbraak van generatiearmoede te komen? De zes geformuleerde inzichten (sectie 3) van de drie kennissessies bieden handvatten voor een mogelijk vervolgtraject. Hieronder hebben wij nog een aantal zoekrichtingen geformuleerd die als kansrijk worden geacht en tevens in een vervolgtraject kunnen worden meegenomen.

1. Heldere afbakening (scope) van de pilot

Het inzicht dat een gezinsgerichte aanpak kan helpen om generatiearmoede te doorbreken, hoeft nog niet te betekenen dat het pilotvoorstel op een dergelijke manier moet worden ingericht. Meermaals is tijdens de sessies de behoefte uitgesproken dat het kind in de aanpak centraal moet staan. Een pilot die vooral investeert in de persoonlijke ontwikkeling van het kind met behulp van tutoring en het faciliteren van bepaalde skills, kan al een doorbraak van generatiearmoede betekenen. Als in datzelfde traject de ouders van de kinderen financieel kunnen worden ontzorgd, is dat extra winst. Omdat generatiearmoede een complex vraagstuk is, bestaat het risico dat er over te veel verschillende oplossingsrichtingen wordt nagedacht. Afbakening van de doelgroep en de scope van de pilot kan hierin helpen. Het recente innovatiethema van Schuldenlab070 rondom schulden en de vrouwenopvang leent zich goed om het spoor van generatiearmoede verder uit te lopen.

2. Inzetten op digitale vaardigheden

Mensen met weinig digitale vaardigheden hebben meer kans om werkloos te worden en te blijven. Ook hebben zij vaak weinig sociale contacten en een slechtere gezondheid, waardoor ze vaker in contact moeten staan met overheidsinstanties en zorgverleners. Omdat dit contact digitaal verloopt, is de kans op achterstand in de maatschappij groter. Om kansengelijkheid te bevorderen en generatiearmoede te doorbreken, kan de pilot baat hebben bij het vergroten van digitale vaardigheden voor zowel ouder(s) als kind.

3. Samenwerking tussen publiek-privaat

Om een doorbraak te realiseren is het van belang om de pilot publiek-privaat in te richten, zodat er een aanpak kan worden gefaciliteerd die financieel hout snijdt en tegelijkertijd duurzaam is. Naast het bestaande partnerbestand van Schuldenlab070, kan een samenwerking worden gezocht met onderwijspartijen zoals de PO-raad, de VO-raad, de Gelijke Kansen Alliantie en de Onderwijs Alliantie en partijen zoals DUO en het UWV.

 

Download hier de factsheet "Verkenning generatiearmoed Schuldenlab070".

factsheet